Dochterlief

Zoals een juffie dat met mandjes melken gaat,
zo zeul jij lekke emmertjes vol dromen mee.
Je brengt me keer op keer een lege liter zee
wanneer je morsend waggelt op de ruggengraat

van deze golfbreker. In wankel evenwicht
ontwijk je dijen en seizoengelegen lijven.
Ik lig windstil, mijn kind, maar jij wil blijven
brengen. Pas op! Je struikelt haast uit dit gedicht

recht in mij armen, wiegend in mijn langste zin.
Je glimlach wordt een omgekeerde regenboog
zodra ik ijs beloof. We gaan de dijk omhoog,
de wereld in. Zon, zand en slagroom op je kin.