Ze was een steun en kracht voor velen in en rond de Plantage, constant en vaak in stilte. In de eerste plaats voor haar gezin en de zich uitbreidende kleinkinderschare. Voor de Vereniging Vrienden van de Plantage zijn haar betrokkenheid en loyaliteit vanaf de oprichting groot geweest. Jarenlang heeft ze als penningmeester ons bestuur versterkt en zorgde ze ervoor dat de financiële administratie goed op orde kwam. Dat was voor haar een erezaak, want het gaat tenslotte om lidmaatschapsgeld dat naar behoren beheerd moet worden. Hierin herkennen
we Mary en haar feilloze morele kompas, een van haar wezenskenmerken, waarvan ze ook op zoveel andere gebieden blijk heeft gegeven.
Samen met haar man Paul – die later de taak van secretaris van de Vrienden van de Plantage gewetensvol en vol humor heeft vervuld – stond ze altijd klaar om Café Eik en Linde voor onze culturele activiteiten ter beschikking te stellen en dan zelf de bardienst op zich te nemen. Ze deed dat met de vanzelfsprekendheid die een stille kracht eigen is. Daarvoor kunnen we haar niet genoeg bedanken. Stil was Mary overigens allerminst. Zeker als ze ergens onrecht ontwaarde, kon ze haar mening stevig en onverschrokken ventileren. Zo hebben we Mary gekend en gewaardeerd. Voor zichzelf legde ze de lat hoog. Ze
had een enorm arbeidsethos. Klagen en zeuren waren haar vreemd. Liever een grap. Mogelijk stonden flinkheid en stoerheid haar wel eens in de weg om langer bij zichzelf stil te staan… In weerwil van haar slopende ziekte liet haar gevoel voor humor haar zelfs in de laatste weken van haar leven niet in de steek. Mary laat niet alleen voor haar naasten dierbare herinneringen en een grote leegte achter.