Als huizen konden spreken Aflevering 4

Henri Polaklaan 13

Van deftig naar strijdhaftig, tweemaal geboren en getogen in de laan

Denise Citroen

‘Als jongetje van een jaar of vijf had ik geen idee dat de Plantage Franschelaan een deftige laan was, dat besef kwam pas later. In mijn familie liep men mei de neus in de lucht, alles draaide om status, mijn vader was een telg uit de Goedkoopfamilie, oprichter en mede-eigenaar van de werf en machinefabriek ’t Kromhout aan de Hoogte Kadijk. Toch was die deftigheid van recente datum, mijn grootouders werden door oude Amsterdamse families zelfs nog als nouveaux riches beschouwd. omdat zij nakomelingen waren van binnenschippers uit Hasselt.’

Aan het woord is Albert Jacob Goedkoop, geboren op 2 mei 1920 in de Plantage Franschelaan op nummer 13. Goedkoop brengt zijn levensavond door in de Henri Polaklaan 11A, Huize Plantage, dat slechts twee huizen verwijderd is van zijn geboortehuis. In 1945 werd deze laan vernoemd naar de beroemde vakbondsman ( 1868-1943) aan wie de laan het gebouw van de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkersbond (ANDB) uit 1900 naar ontwerp van architect Berlage te danken heeft.

Plantage Franschelaan 13 wordt omstreeks 1868 als statig woonhuis ontworpen door architect G.W.Breuker, die vooral bekend is van het karakteristieke witte huizenblok aan de Plantage Parklaan 10-20, dat aan beide kanten om de hoek nog een paar huizen doorloopt. De oorspronkelijke grandeur van dit huis met balzalen van kamers heeft niet lang kunnen duren, want in de woningboeken van het Stadsarchief tref ik al vanaf 1885 de huidige indeling in drie naast elkaar gelegen huizen aan: 13, 13A en 13B genummerd. Dit verhaal gaat over nummer 13, het linkerdeel van het oorspronkelijke huis. Aan het eind van de 19de eeuw woonden hier o.a. Gerardus Zegeraat, de uit Friesland afkomstige Boele Haitsma Mulier en daarna Mozes Hartmann, met hun gezinnen.

In 1911 komt Jan Goedkoop met zijn vrouw hier wonen, zij krijgen er vier kinderen. Albert is de derde zoon, na hem kwam nog een zusje. ‘Mijn ouders hadden een gearrangeerd huwelijk, de Goedkopen haalden hun schoondochters uit de Zaanstreek. Mijn moeder was een Van Wessem, die zaten in de houthandel, zij is naar eigen zeggen beneden haar stand getrouwd.’ Het pand heeft per verdieping slechts twee grote, hoge kamers. De kinderkamer waar Albert, zijn zusje en de kinderjuf Sara Mica vertoeven, ligt beneden aan de tuinkant, de werkkamer van zijn vader kijkt aan de voorkant uit op de straat. Ook de keuken is beneden, het eten gaat via een liftje naar de eetkamer op eerste verdieping. Daarboven speelt het leven van zijn grote broers en ouders zich af, zoals Albert nog steeds met enig ongenoegen vaststelt. Op zolder slapen de dienstmeisjes Anna en Martha die rechtstreeks uit Ameland kwamen. Op straat is van alles te zien, een groot aantal leveranciers komt aan de deur, zoals de visboer en niet te vergeten de grote scharensliep met zijn hondenkar. De trekhond krijgt steevast een bak water van Albert en zijn zusje.

Naast Goedkoop woont in die tijd op nummer elf de doktersfamilie Pinkhof met acht kinderen – vijf zoons en drie dochters, onder wie Claartje, de later bekende kinderboekenschrijfster Clara Asscher-Pinkhof. Op zaterdag zetten zij de deurbel uit, de familie Pinkhof houdt dan Sjabbat. Alberts oudere broer Dick klimt op afroep over de schutting om bij de familie het gas aan te steken en koffie te zetten in ruil voor een stuk chocola. Toch is er een duidelijke sociale scheiding tussen joden en niet-joden, men kwam niet bij elkaar over de vloer. Het contact beperkt zich tot het maken van praatjes over de schutting en op straat. Pinkhof overlijdt in Westerbork, de vijf zoons komen om, vrouw en dochters overleven de oorlog.

Wie ook levendige herinneringen heeft aan het straatleven in de Polaklaan, zij het uit de jaren zestig van de vorige eeuw, is Leonie Hennekes, de huidige bewoonster van nummer 13 2-hoog. Net als Albert is Leonie slechts een paar huizen verderop geboren en getogen in de laan, op nummer 17. Dit is het huis met de dokterspraktijk waarin generaties huisartsen werkzaam waren, Leonie’s vader is de laatste in de rij. Er wonen veel kinderen. en net als nu kent de laan een aangename mix aan bewoners. In de laan zijn twee huizen waar de buurtkinderen televisie mochten kijken, de voddenman en zuurkar komen langs en ook de aardappelman, die nog steeds zijn ronde doet als Leonie hier in 1986 terugkeert. Zij krijgt de sleutel van de dan 82-jarige oud-hoofdverpleegster IJtje Metz die er in 1947 komt wonen. Leonie treft de verdieping zwaar verwaarloosd aan, de muizen vieren feest in de volle voorraadkast en de maden kruipen uit oude kapokmatrassen.

Stijl en sfeer van vroeger jaren zijn te herkennen aan de bewerkte deuren, oude lichtknopjes, deurhengsels, ouderwetse keuken met lage kastjes en granito aanrecht, en tenslotte de hoge versierde plafonds en fraaie kroonluchter. Het voordeel van een huurhuis met lakse eigenaar is dat zo vele originele details bewaard zijn gebleven, waarmee ook meteen het nadeel genoemd is, want achterstallig onderhoud doet geen enkel huis recht.

De inmiddels vorige eigenaar laat weten dat het ooit een hotel was. De woningkaarten uit het archief vertellen een ander verhaal. Na het vertrek van het gezin Goedkoop woont en werkt hier van 1928 tot 1934 huisarts lsidore van Os (1863-1943) met zijn gezin. Van Os blijft tot zijn 77ste als huisarts werkzaam, drie jaar later wordt hij vermoord in Auschwitz. Na enige weduwen van middelbare leeftijd krijgt het pand in 1941 geheel andere bewoners. Het wordt het Jeugdhuis van de Joodsche Raad, zoals op de woningkaarten staat vermeld. Officieel zetelt hier de Stichting Joodse Arbeid die ‘een volledige vakopleiding voor emigratie-beroepen voor mannelijke en vrouwelijke jongelieden en verzorging derzelven biedt’. Tussen november 1941 en april 1943 staan er in totaal 45 jonge joodse vluchtelingen uit Duitsland ingeschreven. Vrijwel iedereen komt van het Werkdorp Wieringermeer dat in 1941 door de bezetter gesloten wordt. Vanaf 1934 zorgt dit Werkdorp voor opvang van vluchtelingen uit Duitsland en is het tevens een agrarisch opleidingscentrum waar de jongens, en een paar meisjes, worden voorbereid op een nieuw leven in Palestina. Achter hun namen op de woningkaarten staat ook hun volgende bestemming vermeld, en dat luidt in vrijwel de meeste gevallen Westerbork. Duitsland of kortweg Dld. Naspeuring in het Digitaal Monument wijst uit dat negentien mensen de dood vonden in Auschwitz, Sobibor of andere vernietigingskampen. Ditmaal treft het me dat 26 namen niét terug te vinden zijn. Zouden zij allen de oorlog overleefd hebben? Mocht dit zo zijn, dan heeft een naar verhouding verrassend groot aantal aan vervolging weten te ontsnappen. Een enkeling staat inderdaad vermeld in het Shoah Visual History Archive, het initiatief van Steven Spielberg, waarin de verhalen van overlevenden van de Shoah digitaal zijn vastgelegd.

Dit huis heeft vele bewoners zien komen en gaan en houdt tot op de dag van vandaag dapper stand. al is het niet meer de stand die de architect en zijn opdrachtgever ooit voor ogen stond.

 

Deze vierde aflevering van Als huizen konden spreken verscheen voor het eerst in De Plantage, Bulletin van de Vereniging Vrienden van de Plantage, jaargang 17, nummer 2, april 2009.