Als huizen konden spreken Aflevering 6
Nieuwe Keizersgracht 20
Over Tafelkruijers en Tuinhuizen
Denise Citroen
‘Eind jaren zeventig zochten we met een groep een groot pand om te gaan samenwonen. Eén ding wisten we zeker, we zouden niet van een huisjesmelker kopen.’ Aan het gezicht van Suzanne Rodrigues Pereira valt af te lezen dat dit juist wel is gebeurd. Nieuwe Keizersgracht 20, door kamerverhuur weliswaar uitgewoond, maar groot. En betaalbaar, precies wat ze zochten. Nu herinnert niets meer aan dat tamelijk recente verleden, de grote woonkamer vóór ademt een ambachtelijke sfeer uit vroeger tijden met zijn houten vloer, lange houten tafel en volle boekenkasten. De woongroep is allang uit elkaar. Suzanne is gebleven en bewoont met haar man de bel-etage en het souterrain, hun dochter groeide hier op.
De woonkamer gaat aan de achterkant over in een lange woonkeuken. daarachter is de serre, aangebouwd in 1927, en via een buitentrap kom je in de tuin. Nog is de rondleiding niet klaar. Achterin de tuin staat het tuinhuis. In al zijn vergane glorie staat het te pronken in de zon.
Het tuinhuis roept herinneringen op aan de historie van het huis en de directe omgeving. In de eerste jaren dat Suzanne hier woonde, besefte ze niet dat het verleden van de buurt zo verbonden was met haar eigen familiegeschiedenis. Ook had ze geen idee dat het tuinhuis meer was geweest dan tuinhuis alleen. Wonderlijk genoeg kende ze de naam van Joseph Tafelkruijer, een van de vroegere bewoners, al uit de verhalen van haar vader, die hier voor de oorlog regelmatig zaken met hem deed. ‘Vanaf het eerste moment dat ik hier ging wonen, wist ik al dat het pand van Tafelkruijer was geweest en dat het gezin in de oorlog was weggehaald.’
Een tijd geleden begon Suzanne aan een speurtocht die in korte tijd de ene na de andere verrassing opleverde. Zo ontdekte ze dat dit deel van de gracht behalve als Jodengracht ook bekend stond als Moordenaarsgracht (er was ooit een moord gepleegd) en in de 18e eeuw als Portugezengracht, vanwege het grote aantal Portugese Joden dat hier woonde. Dat laatste trok Suzanne na in het archief van de Kwijtscheldingen, 1563-1803: van de 256 bewoners van de gracht tussen Amstel en Weesperstraat hadden er in die periode 105 Portugese namen.
Aanleiding om het onderzoek naar het huis en zijn bewoners weer op te pakken is het onverwachte bezoek dat zich begin dit jaar aandient. ‘Op een zondagavond gaat de bel en staat er een onbekende man op de stoep die mij vertelt dat hij als jongen van een jaar of negen hier in 1943 met zijn ouders kwam wonen, de vorige eigenaar en alle bewoners waren halsoverkop gedwongen richting Duitsland vertrokken.’ Deze man, Chiel Smit, vertelt Suzanne bijzondere details over de familie Tafelkruijer, tot ver na de oorlog eigenaar van het pand.
Nader onderzoek in het Stadsarchief brengt aan het licht dat drie generaties Tafelkruijer op de Nieuwe Keizersgracht woonden. Grootouders Meijer en Clara Tafelkruijer, geboren midden 19de eeuw, krijgen tussen 1875 en 1890 negen kinderen en wonen tussen 1905 en 1925 op de Nieuwe Keizersgracht 68. In 1922, na het overlijden van de oude Meijer, koopt zoon Joseph het pand op nummer 20. In het telefoonboek laat Joseph de vermelding ‘handelsagent’ opnemen, zijn kantoor is in het souterrain gevestigd. Zijn zuster Vrouwtje, modiste van beroep en weduwe van Samuel Hammel, gaat op de eerste verdieping boven de zaak van haar broer wonen. Als zij na een paar jaar terugkeert naar het familiehuis op nummer 68, betrekken Joseph en Rachel de la Fuente de woning samen met hun dochters Gracia en Klara, ieder met man en kinderen. Op de tweede verdieping woont Abraham Goud bij zijn dochter en haar man Is. de Vries. Abraham komt in 1941 te overlijden ‘in de ouderdom van 87 jaar’ in het Israëlitische Oude Mannen- en Vrouwenhuis in de Nieuwe Kerkstraat, vlak om de hoek. Ook tussen andere families die het pand bewonen, bestaan dwarsverbanden. Zo volgen tussen 1911 en 1940 meerdere generaties van de families Querido en Slap, van Weezel en Sjouwerman elkaar op. Zusters met zwagers, ouders met (schoon)zonen, als ware woongroepen avant la lettre.
Veel bewoners zijn werkzaam in de diamant. Zij staan te boek als diamantbewerker, -slijper, commissionair in diamant of diamantair. Over een van hen, Hijman Slap (1905-1944), die begin jaren dertig op de eerste verdieping woont, vermeldt het Digitaal Monument: ‘Slap werd gerekend tot de zogenaamde “diamantmannen”. Deze mannen hadden veel diamant ingeleverd om een sperre te krijgen. Omdat de diamantindustrie moest doorgaan, werden aanvankelijk alleen de vrouwen en kinderen als “gijzelaars” naar Westerbork gestuurd. Later in 1943 volgden ook de mannen. In 1944 werd iedereen naar Bergen-Belsen getransporteerd.’ Hijman Slap kwam aan zijn einde in Sachsenhausen, 41 jaar oud.
Terug naar de familie Tafelkruijer: Joseph (1880-1942) en zijn vrouw Gozina Snatager (1876-1943) krijgen een dochter Flora (1911-1943) en zoon Meijer (1913-2007?) die vernoemd wordt naar zijn opa. Volgens oud-bewoner Smit zou deze laatste tijdens de oorlog bij de buren op nummer 22 zijn ondergedoken, samen met een rabbijn. Daarnaast heeft Meijer in het verzet gezeten, waarvoor hij later is geëerd met het Verzetsherdenkingskruis. Hij zet als enige overlevende van het gezin het bedrijf van zijn vader voort, al woont hij elders. Een aanwijzing dat de Tafelkruijers orthodox waren, blijkt uit de mezoeza’s die aan de deurposten waren aangeslagen en uit de vondst van de Hebreeuwse boeken die na het vertrek van Meijers bedrijf in het huis tussen allerlei rommel zijn achtergebleven. Ook laat Suzanne me de lege plek in de gang naast de buitendeur zien waar zij het gebedsrolletje vond dat ooit in de daar aangebrachte mezoeza huisde.
Chiel Smit werpt bovendien nieuw licht op het tuinhuis. Meijer heeft hem verteld dat de ruimte door Flora, de zus van Meijer, bewoond werd en in het najaar tijdens Soekot dienst deed als loofhut, waar de familie met vrienden een week lang de maaltijden gebruikte. Een goede loofhut heeft een dak van takken met loof en een onbelemmerd zicht op de hemel, zodat de sterren ’s nachts te zien zijn. Of het dak van het tuinhuis aan deze voorwaarde voldeed is niet meer na te gaan, maar komt wellicht later nog eens boven water. Het ontrafelen van de verborgen geschiedenis van het huis heeft er in elk geval voor gezorgd dat Suzannes band met haar huis en met haar Portugees-Joodse geschiedenis is versterkt.
Bijschrift Afbeelding 1 Tuinhuis achter Nieuwe Keizersgracht 20.
Deze zesde aflevering van Als huizen konden spreken verscheen voor het eerst in De Plantage, Bulletin van de Vereniging Vrienden van de Plantage, jaargang 17, nummer 4, november 2009.