Dees Postma

Datum: donderdag 29 september 2011
Locatie: SOOP, Nieuwe Kerkstraat 124
Tijd: 16:30

Dees Postma, over verslaving en dakloosheid.

Toegang: gratis.

Dees Postma is al veertig jaar geen alcoholist meer. De ex-directeur van Jellinek bezoekt nog steeds eens per week een praatgroep voor mensen met verslavingsproblemen (de zogeheten Buitenveldertgroep opgericht in 1982). Hij vertelt over zijn levensloop en persoonlijke geschiedenis die gekleurd is met de worsteling met verslaving.
Na zijn functies als secretaris van het Jellinek-bestuur en daarna een ruime tijd directeur van de Jellinek is hij een aantal jaren adviseur van grote bedrijven geweest die worstelen met de alcoholproblematiek van hun medewerkers.
Hij stond aan de wieg van het “stoelenproject” in de jaren tachtig toen de opvang van de daklozen buiten de reguliere instellingen zeer problematisch was.
Zie ook zijn blog: http://www.verslavingalsgeschenk.nl/ en zijn column: zelfhelp leert je leven.

In samenwerking met de SOOP.

Aansluitend om 17.30 uur, in samenwerking met de Plantage-Weesperbuurtvereniging, de maandelijkse

buurtborrel

U bent van harte welkom.

 

TERUGBLIK

Het hele verhaal van Dees Postma Summiere schets van (bepalende) gebeurtenissen sedert de geboorte op 9.10.1932 volgt hieronder.

Rotterdam
Pas tijdens de bevalling merkte mijn moeder dat zij bezig was een tweeling op de wereld te zetten: na mij, 7 pond, volgde nog een klein meisje van 5 pond. Onze moeder was 39 jaar en kon dit nauwelijks aan. Later hoorde de arts dat alles min of meer toch op z’n ‘pootjes’ was terecht gekomen en sprak zijn verwondering uit met de woorden: “goh, leeft dat mens nog….?” Aldus begon een ‘rijke’ periode, waarvan ik later alleen maar leuke, rustige en thans vergeelde foto’s heb kunnen terugvinden en natuurlijk mijn aapje, dat ik trouwens nog steeds koester. Het was 1932. Het was Rotterdam.
Ruim 7 jaar later veranderde alles en onverwacht: op zondagochtend 7 mei 1940 zagen wij de hemel boven de stad opeens verduisterd door ontelbaar veel vliegtuigen; zij vlogen over ons huis, richting centrum en wij hoorden ontzettende knallen en ontploffingen: kort daarna zagen wij de stad branden en de dijk vulde zich met een mensenstroom, weg van de brand en de oorlog, die zomaar opeens bestond. De wereld leek op z’n kop te staan. Dat gold ook ons gezin. Zelf belandde ik met bloedvergiftiging in een ziekenhuis en toen ik, na een operatie en 2 weken verder, werd thuis gebracht was dat net tijdens de begrafenis van mijn vader. Het buurjongetje kwam langs en zei: het zal wel moeilijk zijn om zonder vader te leven. Zo hoorde ik dat hij was verongelukt. De wereld was veranderd.

Vooral dank zij mijn moeder hebben wij de oorlog overleefd.
Zij heeft haar rug recht gehouden – we vertrokken uit Rotterdam en verhuisden naar haar geboorteplaats Katwijk aan zee. Zij vond een huurhuis op de boulevard en voorzag dat van een groot bord, waarop met koeien van letters de naam stond vermeld: ROTTERDAM. Zulks tot ergernis van de moffen, zoals wij inmiddels de Duitsers waren gaan noemen. Later werd de kuststrook geheel ontruimd vanwege de aanleg van de zogenaamde Atlantic Wall en moesten wij het dorp weer uit. Terug naar Rotterdam, hetzelfde straatje als vroeger maar nu niet meer ons eigen huis want daar woonde inmiddels een NSB-familie in. Die laatste oorlogsjaren zijn onvergetelijk. Mijn moeder nam ons, dat wil zeggen mijn 2-ling zusje en mij mee naar het Maasstation, waar de treinen vertrokken. Daar stonden wij achter een hek en zij zei: ‘kijken en nooit vergeten….’ Zo zagen wij hoe grote groepen opgepakte joodse medeburgers in wagons werden gejaagd, opgesloten en weggevoerd. Zelf werden wij niet bedreigd. We hadden alleen maar geen eten en mijn enige ‘verzetsdaad’ die ik wist te bedenken bestond uit het beëindigen van mijn verhouding met mijn vriendinnetje, vanwege het feit dat haar vader met de moffen heulde.

foto Simon Jager 

Drankverslaving
Aan alles komt een eind en zo werden we in 1945 broodmager en bovenmatig blij bevrijd – als dank heb ik toen mijn padvinderspetje aan een Canadese bevrijder op een tank geschonken. Met vallen en opstaan doorliep ik vervolgens het Montessori-Lyceum, waar ik tot mijn ontsteltenis ook nog eens een soort onderwijs in de Duitse taal kreeg, wat absoluut niet lukte en bij het eindexamen de gecommitteerde de opmerking ontlokte: ‘ik heb nog nooit zo’n merkwaardig Brabants gehoord’. Aansluitend ging ik vervroegd in militaire dienst en studeerde rechten in Leiden. In 1960 werd ik advocaat, raakte aan de drank en werd in 1968 opgenomen in de Amsterdamse Jellinekkliniek, onderbroken door een extra verblijf in de Valeriuskliniek, waar ik wegens een acuut opkomende ontwenningspsychose, temidden van ‘gewone’ psychiatrische patiënten, mocht verblijven. Aan beide instituten bewaar ik de allerbeste herinneringen. En dan bedoel ik enerzijds het contact met de werkers, maar zeker ook met medepatiënten, met wie ik soms stiekem prachtige avonturen beleefde, respectievelijk daarover kon fantaseren. Bovendien kwam ik aldus ook in aanraking met het fenomeen ‘zelfhelp’: de uit de VS afkomstige formule, waarmee ‘verslaafden’ de weg naar herstel en revalidatie door en dank zij het onderling contact, zelf vorm weten te geven. Na drie maanden kantelde mijn leven wederom: ons gezin werd herenigd en wij vertrokken richting Amsterdam, waar ik ander werk kreeg en kon doorgaan met mijn wekelijkse deelname aan de zelfhelpgroepen. Met dat laatste ben ik sedertdien bezig, zonder onderbreking, dus thans ongeveer 43 jaar.
In genoemde zelfhelpgroepen leer ik veel. Zo werd ik geconfronteerd met het feit dat veel mensen met deze (verslavings)achtergrond, extra problemen hebben door het sociale isolement waarin zij leven, voornamelijk vanwege het wegvallen van een veilig ‘thuis’. Dat bleek bijvoorbeeld vooral toen onze groep verhuisde naar een ‘nieuw’ adres en zo terechtkwam in ‘Het Leeuwenpoortje’. Dit complex ligt midden in het oudste deel van Amsterdam aan de Prinsenhofsteeg en dateert uit 1560: een schitterende, geheel ommuurde plek, afgesloten met een blinde houten deur, waarachter een tuin met binnenplaats en toegang tot een bouwwerk met vele ruimtes. Je vindt daar zaken als keuken, toiletten en zaaltjes met gangen, kortom, alles wat je zo verstopt en onvindbaar nauwelijks zou verwachten. Hoewel, misschien is zo’n verborgen complex juist midden in deze oude stad wel heel logisch. Hoe dan ook, onze groep was er gelukkig mee en wij deden zelf nieuwe ontdekkingen. Vooral toen wij daar op zeker moment ook werden ‘ontdekt’ door dakloze collega’s, dat wil zeggen mensen met verslavingsproblemen maar dan ook nog eens zonder vaste woon- of verblijfplaats. Een groep waar onze samenleving eigenlijk niet goed raad mee weet.

Stoelenproject
Natuurlijk werden ook deze mensen van harte welkom geheten, maar vervolgens ontstond tegelijkertijd een onbehagelijk gevoel. Onze ‘gemiddelde’ groepsbezoeker was immers na afloop van de wekelijkse bijeenkomst telkens weer in staat om de collega’s ‘wel thuis’ te wensen. Maar die nieuwkomers, mensen zonder huis, zonder adres? In de zomermaanden kan je daar misschien nog makkelijk over doen. Maar daarna gaat het vooral regenen, wordt het koud en guur. Worden mensen ziek, verkouden of anderszins? Kortom, wij hadden er opeens een behoorlijk probleem bij.
Deze confrontatie met dakloosheid zette ons aan het denken. En in dat proces ontstond contact met een andere organisatie, welke min of meer in dezelfde richting bleek te koersen. Dat was de Amsterdamse Diaconie van de Hervormde Gemeente.
Vanuit het contact met de Diaconie ontwikkelde zich een gezamenlijk project, en dat noemden wij het ‘Stoelenproject’: een avond- en nachtvoorziening voor daklozen, droog, warm, veilig, geen bedden, wel stoelen, eenvoudig, goed warm en koud eten plus koffie en thee.
De winter stond voor de deur en de ontwikkelingen bleken opeens snel te kunnen. Er kwam medewerking van alle kanten, niet te vergeten de stedelijke overheid zelve. In de gemeentelijke Boekmanzaal werd bijvoorbeeld een grote openbare hearing gehouden. In korte tijd kregen wij de beschikking over de inmiddels leeg staande kantine van het voormalig Emma Kinderziekenhuis aan de Sarphatistraat.
En aansluitend konden wij starten. Deze ontwikkeling verdient met nadruk te worden genoemd als duidelijk voorbeeld van hoe de neuzen opeens dezelfde kant kunnen gaan opstaan en wat dan ook mogelijk blijkt te zijn. Onvergetelijk hoe prima alles verliep en wij opeens toegang kregen tot een prachtig ruime opvangaccommodatie.

De eerste nacht hadden we nog maar één gast: een keurige(!) dame uit Eindhoven die de trein had gemist… Maar dat veranderde. Zeer snel waren we ‘ontdekt’ en alle nachten propvol. Dat wil zeggen: om zeker te zijn van een plek kwamen de bezoekers steeds vroeger, dus al voor het moment van de dagelijkse opening. Zij lagen dan op de loer in de portieken van de belendende woonhuizen, waar zij niet zelden ook nog eens hun behoeften achterlieten voordat eindelijk ons project de deur opende. Gevolg: spanning met de buurt. Protesten. En de stroom bezoekers bleef maar toenemen. Het project dreigde aan het eigen succes te gronde te gaan. Hoe dan ook, wij werden gedwongen met de gemeente mee te denken over een andere plek elders. En zo werd ons een nieuwe plek aangewezen aan de Oostelijke Handelskade, in de directe omgeving waar thans het muziek gebouw staat te pronken. Toen was dat nog een adres waar ‘gewone’ mensen bij voorkeur niet kwamen. Onze enige buur daar was de politievoorziening waar verkeerd geparkeerde auto’s naar toe werden gesleept en waar dus heel wat late feestgangers hun peperdure boetes kwamen betalen. Aan de overzijde van de straat lag ‘s avonds en ‘s nachts het donkere water van het IJ….
Het contact met daklozen is confronterend en soms zeer aangrijpend. Het is ook niet eenduidig. Sommige beelden raak ik ook niet meer kwijt. Zoals dat van een geheel verwarde dakloze mevrouw die op een gegeven moment de deur van het project uit stormde, richting kade, vanwaar ze zich zonder aarzeling geluidloos te water stortte. Het was midwinter en ze bleek al verdwenen toen wij zelf daar kwamen aanhollen en vanaf de hoge oever haar nastaarden. Of de dame die haar vak uitoefende op de wc: ze had een papiertje op de deur geplakt met haar tarief van 25 cent per ‘beurt’. Weinig mensen hebben een besef omtrent de nood, waarin anderen verkeren en maar al te veel wordt afgedaan met de opmerking: ‘eigen schuld, dikke bult’.
Het Stoelenproject bestaat nog steeds. Wisselde enkele keren van plaats. Er lijkt nu een min of meer definitieve vestigingsplek te zijn gevonden op het plein nabij het Hoofd Bureau van Politie. Het karakter van de voorziening is gehandhaafd en het nuttig effect binnen de stad wordt vrij algemeen erkend. Het geheel draait op enkele toegewijde betaalde krachten, terwijl nog steeds een grote groep vrijwilligers de roosterdiensten draait. Zelf ben ik met dit werk opgehouden toen ik wegens kanker in het ongerede raakte en wederom mijn stijl van leven diende aan te passen. Graag benut ik de kans om het project te bezoeken rond de kerst vanwege het presenteren van de opbrengst van onze groepskas voor dit doel.
Ik ben inmiddels bijna 79 – ga nog steeds wekelijks naar de groep – dus 43 jaar geleden voor ‘t eerst. Ik ben nog steeds gefascineerd door alles wat ik in dit verband meemaak en voel me daarin over ‘t algemeen zeer bevoorrecht.

Verschillende beroepen
Al schrijvend merk ik weinig ruimte te hebben besteed aan de verschillende beroepen die ik inmiddels heb ingevuld. Kennelijk hebben die mij in essentie niet wezenlijk ‘geraakt’. En terwijl ik dat schrijf, klinkt er ook een stemmetje in mij dat daar tegenin gaat. In de advocatuur ben ik domweg uitgegleden vanwege mijn verslaving. Op zich zou je daar misschien wel een boekje over kunnen schrijven cq opendoen. Dat geldt zeker ook voor mijn daarop volgende baan, waar ik vijf jaar lang mocht werken voor de exporterende Nederlandse grafische industrie en daartoe vaak en intensief in het toenmalige geheimzinnige Oost-Europa mocht vertoeven, met alle impliciete verwikkelingen die men zich daarbij kan voorstellen. En afsluitend mocht ik een jaar of tien werken voor het Jellinekcentrum, de plek waar mijn herstel indertijd begon, of te wel een plek waar ook mijn emotie onverminderd positief aan blijft verbonden.