Acteur Harpert Michielsen speelt Sarphati
‘Ik noem Sarphati ongegeneerd mijn held’ door Erik Hardeman
We schrijven 1839. Bij het Portugees-Joodse armbestuur in
Amsterdam meldt zich een zojuist in Leiden afgestudeerde arts. In
plaats van te kiezen voor een lucratieve medische carrière vraagt
hij de bestuurders om een baan als armenarts in de verpauperde
buurten achter zijn geboortehuis op de Nieuwe Keizersgracht 49.
Het is de idealistische Samuel Sarphati ten voeten uit, zegt acteur
Harpert Michielsen, die de in 1866 gestorven joodse arts op 28 juni
voor de Vrienden van de Plantage tot leven zal wekken.
Michielsen was acteur in onder meer Goede Tijden, Slechte Tijden en
Soldaat van Oranje toen hij in 2017 besloot om zijn twee ‘liefdes’
(theater en geschiedenis) samen te brengen in een solovoorstelling.
Waarom koos hij juist voor Sarphati? ‘Dat kwam door een documentaire
op tv over Amsterdam in de negentiende eeuw en over het feit dat
Sarphati de eerste was die iets probeerde te doen aan de slechte
hygiënische omstandigheden. Dat is zo’n mooi verhaal. Ik voel me
ontroerd door de manier waarop hij zich inzette voor zijn stad. Hij had
ook vergaande plannen voor de uitbreiding van Amsterdam. Hij dacht
onhollands groot. Neem alleen al dat reusachtige Paleis voor Volksvlijt
dat hij aan de rand van de stad liet bouwen. Ik heb een enorme
bewondering voor Sarphati. Ik noem hem ongegeneerd mijn held.’
Hij beschrijft wat hij doet als een mix van theater en storytelling,
met inmiddels ook programma’s over de filosoof Spinoza, de socialist
Emanuel Boekman en de joodse componisten Kattenburg en Smit. Maar
ook al gaan zijn solovoorstellingen tot nu toe uitsluitend over
Amsterdammers, hij zit als geboren Rotterdammer niet gebakken aan de
hoofdstad. ‘Ik denk nu over een programma rond Erasmus. En ik wil
zeker ook iets over een vrouw doen. Aletta Jacobs lijkt me fascinerend.
In opdracht van het Kröller-Müller museum werk ik aan een podcast over
Helene Kröller-Müller. Dat kan ook een voorstelling worden.’
Harpert Michielsen geniet van zijn solo-optredens, maar zou zijn
andere bezigheden niet graag missen.
‘Ik ben gids in het Rijksmuseum, maak bij de Opera in Amsterdam
muziektheater, rockopera’s voor kleuters, zoals ik ze noem en ga
binnenkort de theaters in met een moordmysterie, dus ik sta niet
voortdurend alleen op het toneel. Maar wat ik geweldig vind aan
Sarphati is dat ik eigen baas ben en overal kan spelen. Ik heb in mooie
tuinen en schitterende buitenhuizen gespeeld en laatst stond ik in
Rotterdam in een penthouse met achter me een prachtig uitzicht op de
Maas. Ik moest oppassen dat de rivier niet meer aandacht trok dan ik.’
Hij merkt tijdens zijn optredens dat de kennis over Sarphati – net
als die over Spinoza – beperkt is. ‘Veel mensen kennen Sarphati alleen
als straat of als park.’ Des te groter was dan ook zijn verbazing toen dit
tweetal vorig jaar bij de verkiezing in het Parool van de grootste
Amsterdammer aller tijden als één en twee eindigden. ‘Ik ga niet
beweren dat dat door mij is gekomen, maar ik denk dat het wel geholpen
heeft dat hun namen de laatste tijd in veel Amsterdamse huiskamers
klonken.’
Hij geeft toe dat hij qua beeldmateriaal niet kan concurreren met
een tv-documentaire. ‘De meerwaarde van mijn voorstelling is dat het
live is, dat het ter plekke in één ruimte gebeurt en dat de bezoekers het
met elkaar beleven. Ik noem wat ik doe ook niet voor niets stand-up
history. Ik geef geen college, ik verzorg een performance. Daar kan
geen film tegenop.’