Aan het stille Kinderhofje
grenst de Grijze Vlindertuin,
niet ver van Paradiso – maar
voor Maud is dat te ver.
Je moet bij Hadramout linksaf,
daarna weer een keer naar links
en daar ligt ze: naast Marina,
in hetzelfde graf als Mientje
(daar kan zelfs nog iemand bij,
Mientje was niet heel groot).
Peter ligt er om de hoek,
net als trouwens Lodewijk,
Swaantje weer een laantje verder.
Verdomme, ’t lijkt een reünie,
waarvoor ik als enige
niet uitgenodigd ben.
Zo loop ik keer op keer
achter mijn geliefden aan
in de wetenschap dat zij
niet wilden dat ik mee zou gaan
en slenter ik verloren terug
over de Fluwelen laan.