Wanneer ik oud ben zal ik langzaam spreken,
zeer langzaam spreken in een taal van hout.
Er zal geen morgen zijn waar ik op reken
en overmorgen is misschien een rekenfout.
Wanneer ik oud ben gaan mijn botten breken
en worden stukken van mijn lijf verbouwd.
Met ziekenhuizen en met apotheken
bestrijd ik achterstallig onderhoud.
Maar als ik oud ben is de geest nog jong.
Ik speel dan potjes schaak onder platanen
en zing de liedjes die ik vroeger zong.
De leeftijdsgroep van mooie meisjes groeit,
ik kijk naar alles dat steeds schoner bloeit.
Mijn lief is dan nog steeds mijn courtisane.