Hoeveel klatergoud versiert haar handen
en hoeveel schmink maakt zelfs een pruilmond blij?
Waarom lacht ze valser dan haar tanden?
Bepoedert zij de wangen kogelvrij?
Haar hoofd schudt ook bij ja voortdurend neen;
fijn poeder sneeuwt op tantes dorre schoot.
Ze kauwt. Twaalf erfgenamen om haar heen.
Verslikt zij zich? Komt zij in ademnood?
Hoe tante zuinig van wat ijs geniet:
haar jaren overschrijden haar gewicht.
Ziekenfondsbril waardoor ze mokka ziet.
Gelukkig leest ze nooit een goed gedicht.