Ostinato van Oostende
De visser voelt het water als de huid van de zee, iets
dat zijn vuisten warmt – zolang hij leeft
Zijn lijf is een basso van rituele ritmische accenten
als hij zijn netten opent voor vis en vrouw
De zee nodigt de meisjes uit en raakt hun blanke benen
biedt ‘t zand hun graat, de naakte rug
Op het droge spartelen ze, allemaal, tot ze stil liggen
En er is altijd één de mooiste
‘t Duin is de harige schoot waar de visser en z’n meisje
samen met de wind gaan liggen
De liefde tussen hen is een canto ostinato
geluk dat trillingen geeft aan het nog ongeboren kind
Later zullen z’n vissersvoeten zich afdrukken op ‘t strand
van Oostende waar voorvaderen naklinken
‘t Visserskind vindt terug het water, bruiner en brutaler
is god van het getij – bekroonde herhaling
zolang hij leeft.