als het zover is zul jij me brengen
je duwt mijn rolstoel met de knijper in het wiel
en telt de tikken of het kerkklokken zijn
wat een wonderlijk toeval: naast het tehuis
ligt met open armen de dodenakker
het leven is draaglijk ik heb niet veel nodig
geef me een stoel aan de huiskamertafel
en ik teken er achtjes de godganse dag
eet gevulde koeken, gesopt in de thee
de boltelevisie, ik denk jaren zestig,
komt regelrecht uit de kringloopwinkel
ik heb al geleerd niet meer eenzaam te zijn
mijn ogen zijn goed, ik zie alles gebeuren
voel mee met bewoners in gesloten huiden
hun kringen op de vloer zijn groter dan de mijne
die ik uitveeg wanneer ik mijn kopje verschuif
ach ja de tv, die staat twentyfour/seven
alsof dit een huis is waar de wereld binnenkomt
in plaats van een stortbak voor doorgedraaid fruit
je zegt dat je druk bent met halfjaarcijfers
welnee, geen probleem, mij hoor je niet klagen
straks is het zover, en jij zult me dragen