Hij kijkt wel erg treurig, de olifant.
Nog treuriger dan op het schilderij.
’t Is waar, daar is de papegaai erbij,
en ’t popje (al heeft dat niet veel verstand).
Gedeelde smart is halve smart, weet hij,
en vijftig jaar nadat hij aan de wand
van Arti hing (recensie in de krant)
drukt dubbel leed zijn rug, vreet mot zijn zij.
Ze heeft viooltjes in herinnering.
oud is ze niet, misschien een jaar of vijf.
Haar arme liefste-schatten komen staan
op ’t kastje met haar lijfgoed, lijf aan lijf.
Dat leeft alvast, maar zij is niet gedaan
als ging het om het leven van een ding.