Ik droomde dat ik niet kon slapen, nergens
Vond ik rust. Het ging langs metrostations met
Langvergeten namen op verweerde platen:
Blauwtuin, Lulolf-Statek, Jonstens, Paviljoen en Keizer,
Noohr. De bedoeling was bovengronds te komen.
Ik werd wakker. Het maanlicht maakte
Van de kamer een houtsnede waar ik uren
Naar keek. De uren vergleden.
Bij het ontbijt zette ik Schubert op
En het koffiezetapparaat aan.
Ik liet het huis alleen en ging
Voor vers brood naar de bakker.
Toen ik terugkeerde over het binnenplein,
Keek ik omhoog, naar de derde verdieping.
Daar, in een onwaarschijnlijk klein gedeelte
Van het heelal, rook het naar verse koffie en
Klonk Adagio D956.