Maarten Frankenhuis over Artis in de oorlog

Datum: woensdag 28 juni 2017
Locatie: SOOP, Nieuwe Kerkstraat 124
Tijd: 16:30

Maarten Frankenhuis raakte, toen hij van 1990 tot 2003 directeur van Artis was, geïnteresseerd in de oorlogsgeschiedenis van de dierentuin. Bij stukjes en beetjes wist hij een belangrijk deel van die historie te achterhalen. Een bijzondere ontdekking was dat Artis voor een groot aantal joden een relatief veilige onderduikplek is geweest. Mede door de Duitsers, die de dierentuin graag bezochten, werd de tuin niet gesloten en kregen de dieren voldoende voedsel, waarvan ook onderduikers in leven konden worden gehouden. Eén van de bekendste was de joodse mevrouw Duif van de Brink. Oppasser Van Schalkwijk van het apenhuis: „Ze heeft hier vier jaar lang gezeten, tot het einde van de oorlog. Ze zat bijna altijd op het bankje van het apenhuis. ‘s Nachts was ze ook bij ons, dan had ze een slaapplaats in het wolvenhuis. ‘s Morgens kwam ze van het wolvenhuis naar het apenhuis voor haar natje en droogje. Op dat bankje bij de apen zat ze altijd met mensen, ook met Duitsers, te praten. Ze hebben haar altijd met rust gelaten, niet wetende dat het een jodin was”. (Bron: http://historiek.net/artis-in-oorlogstijd/55758).
Frankenhuis publiceerde zijn onderzoek in 2013 in zijn boek Overleven in de dierentuin, de oorlogsjaren van Artis en andere parken.

TERUGBLIK SOOP-lezing: Maarten Frankenhuis, Artis in oorlogstijd
Na een korte introductie over het ontstaan van dierentuinen, vertelde Frankenhuis, oud directeur van Artis, voor een volle zaal over de wederwaardigheden van Artis in Oorlogstijd. Gelardeerd met veel foto’s bood hij een inkijk in dit deel van de geschiedenis van de dierentuin. In tegenstelling tot de meeste andere dierentuinen werd Artis door de bezetter (die er zelf graag vertoefde), ongemoeid gelaten. Er werd zelfs regelmatig overgebleven voedsel aangeboden. Vele onderduikers, waarvan het aantal wordt geschat op 200 à 300 hebben langere of kortere tijd in Artis ondergedoken gezeten. In de Ibisvolière zat een tijd een heel gezin verborgen. Na sluitingstijd hadden de onderduikers enige bewegingsvrijheid.
In Artis was maar één joodse werknemer, de insectoloog Rudolf Polak die aan de wieg heeft gestaan van
het insectarium. Toenmalig directeur A.L.J. Sunier wist hem tot in 1943 voor deportatie te behoeden en hielp hem vervolgens naar het buitenland te ontkomen. Aan de 335 joodse leden die in september 1941 hun lidmaatschap gedwongen moesten opzeggen, betaalde hij de helft van de jaarlijkse contributie terug. Van joodse bestuursleden overleefde alleen Robert May de oorlog. Het was voor Frankenhuis al onmogelijk om alle verhalen uit de doeken te doen, en is dat al helemaal in dit kort bestek. In 20002 kwam na jarenlange voorbereiding zijn boek Overleven in de dierentuin. De oorlogsjaren van Artis en
andere parken (2010) uit, waarin de hele geschiedenis is beschreven en rijk van beeldmateriaal is voorzien.