Kindertheater:De wereld & Ko – een heel leven verzinnen
De wereld & Ko – een heel leven verzinnen is de succesvolle opvolger van de jeugdvoorstelling Meis! die de Vrienden vorig jaar in het CREA-theater brachten. Auteur Gideon Samson ontving net een Gouden Griffel; acteur Minne Koole een nominatie voor het Gouden Kalf en regisseur Belle van Heerikhuizen een Zilveren Krekel (prijs meest indrukwekkende Jeugdtheaterproductie). Kortom: een topbezetting en een topvoorstelling.
De opvoering voor de Vrienden wordt financieel ondersteund door Werkgroep Kunst en Cultuur Centrum-Oost – Gemeente Amsterdam.
De makers
Tijn Docter speelt in De wereld & Ko de rol van de weerspannige vader van Ko. Tijn Docter is een gerenommeerd acteur die velen kennen van de film Ik omhels je met 1000 armen, de musical Soldaat van Oranje of tv-series als Baantjer. Vanaf midden jarig 90 staat hij op toneel met talloze producties bij o.a. De Theatercompagnie, Het Toneel Speelt en het Nationale Toneel. Volgens de Theaterkrant ‘legt hij gaandeweg een ontroerend onvermogen in zijn rol als vader’.
Belle van Heerikhuizen wordt in de recensies omschreven als ‘getalenteerd’ en ‘aanstormend’. Zij won de Ton Lutz Award, de Stip Jeugdtheaterpitch en haar voorstelling Sweet sixteen kreeg dit najaar een Zilveren Krekel, en was daarmee genomineerd voor de Gouden Krekel voor de meest indrukwekkende jeugdtheaterproductie. Haar regie van De wereld & Ko geroemd om de ‘energieke, open speelstijl die de kracht van de fantasie steeds accentueert’.
Minne Koole is ook al zo’n ‘aanstormend’ talent, zegt de Volkskrant, die ‘weergaloos de jongen Ko speelt, die erachter wil komen wat er met zijn moeder is gebeurd’. De Theaterkrant oordeelt dat hij ‘een prachtige, soms weerbarstige jeugdigheid in zijn rol als Ko legt (…) en hij verliest daarbij geen moment het publiek uit het oog’. Voor zijn rol in de speelfilm Niemand in de Stad (2018) werd hij als ‘Beste acteur’ genomineerd voor een Gouden Kalf 2019.
Gideon Samson debuteerde op zijn 22ste als kinderboekenschrijver en was met 25 jaar de jongste Zilveren Griffel-winnaar ooit, met Ziek in 2009. Hij werd sindsdien overladen met nationale en internationale prijzen en won begin oktober de Gouden Griffel voor het volgens de jury ‘hyperoriginele en oergeestige’ kinderboek Zeb. Voor De wereld & Ko kreeg hij lof voor de levendige tekst waarin fantasie wordt ingezet als harnas tegen verdriet.
Mats Voshol is een drummer, gitarist en componist die optreedt met bandjes in verschillende samenstellingen, onlangs nog met zangeres Nana Adjoa. Daarnaast heeft hij zijn eigen jazz-trio Matster. Hij staat ook regelmatig in het theater, onder meer met de voorstelling Slumberland op de Parade en De dood – Een gebruiksaanwijzing in Frascati. De Volkskrant schreef dat hij de dialogen in De wereld & Ko voorziet van ‘spitsvondige hoorspelgeluiden’.
Interview: Willem Campschreur
Belle van Heerikhuizen en Gideon Samson
De Grote Ko-show gaat beginnen
De gekte van de Kinderboekenweek ligt net achter hem. Jeugdboekenschrijver Gideon Samson won een dag voor die week begon de Gouden Griffel met zijn boek Zeb. Hij had al een vol programma maar nu moest hij op elke locatie naar twee, drie, vier boekhandels, blijven lachen en eindeloos op de foto. Regisseur Belle van Heerikhuizen doet nauwelijks voor hem onder. Zij won in september een Zilveren Krekel (voor meest indrukwekkende jeugdtheaterproductie) met haar voorstelling Sweet Sixteen. Gideon en Belle zijn ook nog eens volle neef en nicht. Samen bedachten ze De wereld & Ko.
Gefeliciteerd met de Griffel!
Gideon: Ja, die Griffel, daar gaat toch een soort van oerkracht van uit, ook bij volwassenen. Ik neem hem overal mee naar toe. Mensen vragen ‘is dat hem’ en willen hem graag aanraken en dan krijgen ze hem in handen. Ik heb eerder ook zilver gewonnen, maar dan hoeft het niet, alleen de Gouden Griffel heeft die magie.
Dit is je eerste toneeltekst, na een reeks boeken, is dat anders?
Gideon: Alles is anders vergeleken met het schrijven van een kinderboek. Als ik een boek schrijf, is er maar één iemand die daar over gaat en dat ben ik. Ik schrijf niet voor kinderen met in gedachten: ‘zouden ze dit leuk vinden’? Misschien arrogant maar ik weet bij een boek gewoon altijd of iets goed is of niet, dat voel je, dat weet je. Het komt dus bijna nooit voor dat ik minder zeker ben over wat ik maak en dat was nu wel zo. Ik heb iets geschreven, maar ‘werkt’ het? Als toneelschrijver ben je maar één onderdeel van een groter geheel: de voorstelling. Belle gaat die voorstelling maken, samen met de acteurs, en zet dat op de planken. Ik ben niet de eindbaas! Dat is zó ontzettend anders.
Belle: Er zijn drie versies van het script geweest. Eerst gaan allerlei mensen op zo’n eerste versie schieten en ik vond zelf dat die tekst mij, theatraal gezien, met teveel problemen opzadelde. De tweede versie was veel te braaf, want Gideon had door de kritiek het kind met het badwater weggegooid. De creativiteit en gekte waren weg. Dat spraken we door en toen kwam de derde versie. We lazen die samen en wisten: dit is echt heel goed.
En is het technisch ook anders, schrijven voor toneel?
Gideon: Ja, ook dat. Normaal schrijf ik heel intuïtief, altijd. Als ik ’s ochtends begin weet ik niet wat er drie uur later op papier staat. Ik weet ook vaak pas nadat ik iets geschreven heb, waar het over gaat. Ik stop dat er als het ware onbewust in. Als ik bij theater op intuïtie schrijf, mis ik soms de afslag of ik neem helemaal de verkeerde. Dat is ook onervarenheid, je moet een beetje de regels kennen om ze aan je laars te kunnen lappen.
Belle: In theater moeten scènes iets meer een pointe hebben, dat was in de eerste versie iets minder. Elke scène moet niet alleen een illustratie zijn maar ook het verhaal verder helpen, ergens heen gaan, terwijl in literatuur misschien een sfeer of achtergrond genoeg is. Een leuke scène is fijn maar met vijftien leuke scènes heb je nog geen goed stuk.
En toen kwam de repeteerperiode?
Gideon: Ja, een grappig verhaal wel. Belle en ik hadden afgesproken dat als het script klaar zou zijn, ik mijn handen ervan af zou trekken. Tijdens de eerste repetitie zou ik nog vertellen wat ik met de tekst bedoeld had en dan zou ik de deur uitgaan. We deden een eerste lezing, de acteurs hun deel en ik de regieaanwijzingen. Daarna begon de repetitie en was Belle de baas. Ik wilde iets zeggen maar zag gewoon: niemand zit nu te wachten op ‘wat ik bedoeld heb’. Ik zei dus: ‘jongens, volgens mij moet ik naar huis gaan’ en iedereen knikte: ‘hmhm, goed idee’. Het was goed om los te moeten laten.
Belle: De repetitieperiode was heel makkelijk omdat de tekst zo fantasierijk is, een vrijbrief om zelf dingen te verzinnen. De acteurs konden gewoon pielen in de studio en soms kwam daar dan iets uit wat de voorstelling haalde, zoals een pizza-opera. Die heeft Gideon nooit geschreven. In het script worden alleen pizza’s besteld en gegeten. De speelsheid en vrijheid die we voelden, dat was echt heerlijk, een vreugdevolle sfeer. Maar op een gegeven moment moet er toch echt een voorstelling komen. Voor een lege zaal was dat toen even ingewikkeld maar toen er eenmaal klassen kinderen zaten, dacht ik: het werkt supergoed.
Hoe zit het verhaal in elkaar?
Gideon: Ko, de hoofdpersoon van het verhaal is een fantast. Zijn moeder is er niet en nooit geweest en hij is een soort ontdekkingstocht aan het maken naar wie zij dan geweest moet zijn. Vanaf minuut 1 verzint hij dingen: hij maakt een soort televisieshow waarin hij de presentator speelt maar ook de hoofdgast. Op zijn kamer heeft hij een museum gemaakt, dat draait helemaal om hem. Hij bewaart zijn eerste kauwgumpje dat hij niet doorslikte, allemaal dingetjes die niet van absolute waarde zijn, maar wel voor hem. En daar fantaseert hij allemaal dingen bij. Nergens in het stuk kan je helemaal zeker zijn van wat echt is en wat niet. Iets dat echt is kan overgaan in fantasie, of andersom, zonder dat het expliciet verteld wordt. Uit het rollenspel tussen hem en zijn vader, die eigenlijk de waarheid niet aankan, komt langzaam de waarheid over de moeder naar voren.
Waar komt het idee voor de voorstelling vandaan?
Belle: Het basisidee komt van mij, dat ontstond zo’n drie jaar geleden toen in Nice op de promenade een vrachtwagen bijna honderd mensen overhoop reed. Dat dit gebeurt, dacht ik, dat we in een wereld leven waarin mensen bedenken dat dit een goed idee is. En mijn volgende gedachte was: dit komt in het nieuws, iedereen ziet het voorbij komen en hoe kan je nou aan kinderen uitleggen dat dit gebeurt? Hoe kan je de verschrikkelijkheden van de wereld aan ze uitleggen zonder ze bang te maken, maar ook zonder ze voor te liegen en ze ergens van weg te houden, omdat je weet dat het hoe dan ook toch bij ze binnenkomt. Dat was mijn beginidee, nog best abstract. Maar Gideon en ik wisten al snel dat de voorstelling moest draaien rond fantasie en schoonheid als wapen tegen de ellende, daar waren we het meteen over eens. En toen bedacht Gideon het verhaal met de ontbrekende moeder.
Kan dat, zo’n thema voor die leeftijd?
Gideon: Als ik schrijf ben ik daar totaal niet mee bezig. Bij het schrijven creëer je een bepaalde wereld en in die wereld is alles logisch. Als schrijver en maker voel je het meteen als je iets doet wat er niet in thuishoort.
Belle: Volgens mij denken we daar het zelfde over: kinderen pakken mee wat ze mee kunnen pakken en ze zijn gewend om in een wereld te leven waarin ze niet alles kunnen begrijpen dus ze maken een verhaal van wat ze wel kunnen begrijpen.
Gideon: En als een kind iets mist of niet begrijpt of het op een andere manier meekrijgt dan het bedoeld is, is er niet zoveel aan de hand. We hadden dit vooraf bedacht als een 10+ voorstelling maar toen het script af was, bleek het ook voor 8+ te kunnen.
Heeft het een rol gespeeld in de hele productie dat jullie elkaar kennen, familie zijn, neef en nicht?
Gideon: Ja, toch wel. Het valt niet te ontkennen. We hebben in het begin tegen elkaar gezegd dat we goudeerlijk tegen elkaar moesten durven te zijn, anders gaat het niet werken. En we moesten ook wel eens minder leuke dingen tegen elkaar zeggen. Dat is goed want uiteindelijk hebben we hetzelfde doel, namelijk iets zo goed en mooi mogelijk maken. Toch blijft het lastig. Ik weet ook niet zo snel of ik het nog een keer zou doen. Jij?
Belle: Nou, ik vond het ook lastig. Ik werd voorzichtig, terwijl ik niet voorzichtig wilde zijn maar gewoon hard om, net wat Gideon zegt, een zo goed mogelijk eindproduct te krijgen. Na die tweede versie dacht ik: ‘oh nee, hoe ga ik dit zeggen, straks valt het in verkeerde aarde en ben ik mijn neef kwijt’. Uiteindelijk ging dat gesprek heel goed en was het niet moeilijk. Ik zou het wel nog een keer doen, omdat ik blij ben met het eindresultaat.
Een geslaagde voorstelling dus?
Belle: Ja zeker, vooral vanwege de balans tussen alle vrolijkheid en gekte en fantasie die er in zit tegenover de zwaarte. Die zwaarte is er wel, maar niet te heftig voor kinderen, eerder aangrijpend voor mensen van alle generaties. Het is muzikaal aantrekkelijk en het toneelbeeld is zo speels dat kinderen vanzelf denken: ‘ik wil ook meedoen, ik wil ook zo leven’. Ze komen na afloop ook altijd kijken, dingen bekijken, aanraken, meenemen als dat zou kunnen! Dan weet je dat het goed is.